Ik adem door de glanzende zachte huid van mijn rug. En word me steeds meer gewaar van mijn achterkant.
Ik ervaar humor in mijn ruggengraat. Net alsof ze me al een tijdje aan het uitlachen is.
‘Hier ben ik’, grinnikt ze.
‘Je kan me toch gewoon even vastgrijpen, steun bij me zoeken, aanraken als je bang bent dat er te weinig is?’
Hier ben ik, kon je je huid maar even afwerpen en de zuivere witheid zien van mijn wervels’.
Een soort van wervelende opluchting gaat als een rilling door me heen.
Zo geringschattend als ik wel eens zijn kan over mijn mogelijkheden, zo wervelend optimistisch
laat mijn ruggengraat mij haar bewegingsvrijheid voelen.
Ben je een soort van antenne, ruggengraat? Vraag ik weifelend.
Ja, antwoord ze vrolijk, en zelfs nog meer dan dat.
Ik verbind van alles in jou met van alles.
En ik ben je steunpilaar. Ik vind je flexibiliteit zo leuk. Daarom ben ik zelf ook zo soepel en beweeg ik als een ratelslang
in alle richtingen. Zodat je telkens weer een ander perspectief ziet. Wil je me dit beloven? Dat je elke keer weer een nieuw perspectief zal zien?
Je vergist je als je denkt dat er maar twee zijn. Het zijn er meer dan driehonderdvijfenzestig. Ik noem maar een wild getal. Een getal in het wild.
En voel eens aan de onderkant van mij. Dat is je staart, Die heeft zelfs nog spiertjes om mee te kwispelen.
Ik zou het heerlijk vinden. Maar ze doen het niet meer.
O, en vergeet één ding niet. Als er een perspectief voor je ligt, voel dan ook altijd even naar achteren…
Dank je Hannafloor! Iedereen zou dit over zijn ruggengraat moeten kunnen voelen! Dan is er zoveel meer perspectief!